Het kind heeft dat gevoel van veiligheid niet.
Het kind gedraagt zich zelfstandig, en probeert de ouder te negeren of te vermijden.
Het kind zoekt heel veel toenadering bij de ouders.
Het kind is niet tot nauwelijks zelfstandig.
Het kind reageert boos en verontwaardigd.
Het kind zoekt aan de ene kant toenadering tot de ouder, terwijl dat aan de andere kant tegelijkertijd stress en angst voor het kind oplevert.
Veel contact zoeken, egocentrisch zijn, vriendschappen aangaan en onderhouden is moeilijk, niet in staat zijn om relaties in stand te houden, druk, ongeconcentreerd en impulsief, niet veel geleerd hebben van eerdere ervaringen, snel boos en gefrustreerd raken, zich moeilijk laten troosten en grensoverschrijdend gedrag zijn kenmerkend voor ongeremde hechting.
Sociaal contact afhouden, samenspelen met andere kinderen, maar daar geen zichtbaar plezier aan beleven, onzeker zijn, teruggetrokken, lusteloos, weinig tot geen emotie tonen, niet huilen en overdreven waakzaam zijn kenmerkend voor geremde hechting.