Iedere leerling met een hechtingsstoornis is anders en heeft iets anders nodig om zich veilig te voelen en tot leren te komen. Het verschilt dus per leerling welke aanpassingen in de onderwijsleersituatie nodig zijn. Bereid je erop voor dat er, zeker in het begin, confrontaties tussen jullie zullen zijn. Probeer hier zo kalm en neutraal mogelijk mee om te gaan. Bied, zoals bij elke leerling, warmte en vertrouwen in de relatie van jouw kant, ook als daar maar weinig genegenheid op terugkomt. Bied tegelijkertijd grenzen als een leerling juist vaak té dichtbij komt. Benader de leerling op een rustige, geduldige manier. Laat merken dat je de leerling gezien en gehoord hebt. Laat je niet provoceren, maar doe een stap terug en vraag om hulp als je merkt dat het je teveel wordt. Besef dat het opbouwen van een relatie met deze leerling misschien wel onmogelijk is. Soms lijkt er een band te ontstaan of te zijn opgebouwd, die de volgende dag weer verdwenen is. Afwijzingen of ‘aanvallen’ van de leerling kunnen negatieve gevoelens bij jou oproepen. Probeer om dit niet persoonlijk op te vatten. Geef de leerling vertrouwen, zodat hij ook vertrouwen in zichzelf kan krijgen. Verwacht hierbij geen dankbaarheid of wederkerigheid. Probeer om zowel fysiek als emotioneel niet te dichtbij te komen. Ga bijvoorbeeld aan de andere kant van de klas zitten maar wel zo dat je oogcontact kan maken met de leerling. Zo weet hij dat je er bent en dat je hem ziet. Accepteer de emoties van de leerling, maar blijf grenzen stellen aan het gedrag dat hij daarbij laat zien. Als het kind iets goed doet, geef het compliment daarvoor dan rustig en zakelijk. Probeer om bedreigende situaties te voorkomen, zodat de leerling zich beter kan ontspannen en gewenst gedrag kan laten zien.