Wat fijn, een plusklas

De laatste jaren schieten de plusklassen als paddenstoelen uit de grond. De ene na de andere school start een plusklas waarbij kinderen een dagdeel of soms een hele dag per week bij elkaar komen. Met elkaar werken de kinderen – onder begeleiding van een leerkracht- aan verschillende leuke en uitdagende projecten. Kinderen blij, ouders blij en natuurlijk de school blij.

Klinkt prachtig toch? Helaas is het allemaal wat minder rooskleurig dan het lijkt. Om in aanmerking te komen voor een plusklas hanteren scholen zo elk hun eigen criteria. De ene school vraagt om een IQ uitslag, de andere school kijkt puur naar Cito- scores en weer een andere school doet het op gevoel. Daarbij hanteren de meeste scholen een eis met betrekking tot de werkhouding. Is de werkhouding van een kind onvoldoende komt het niet in aanmerking voor de plusklas of wordt het eruit gezet. Kinderen die onderpresteren komen nauwelijks tot niet in aanmerking omdat ze onvoldoende scoren of simpelweg niet gezien worden. Daarnaast komen meisjes minder vaak in aanmerking omdat ze minder opvallen dan jongens. Ze passen zich gemakkelijker aan en laten in mindere mate zien dat ze uitblinken in bepaalde vakken. Ze vallen liever niet op.

Op zich is de plusklas een prachtig middel om kinderen extra uitdaging te bieden. Daarnaast heeft het een hele belangrijke andere functie. Namelijk het bij elkaar brengen van kinderen die een zelfde manier van denken en redeneren hebben. Kinderen die in de klas minder aansluiting hebben omdat ze anders zijn dan hun klasgenootjes, vinden hier gelijkgestemden en hoeven zich niet anders voor te doen dan ze zijn. Het is heerlijk om samen te zijn met kinderen die jouw grapjes snappen, ook een honger hebben naar nieuwe informatie en graag nadenken over hoe iets in elkaar steekt.
Over het algemeen vinden (hoog)begaafde kinderen het heerlijk om naar de plusklas te gaan. Op dat moment is school leuk en niet saai. Het kan zomaar het lichtpuntje van de week zijn, wat natuurlijk heel fijn is.

Maar dit is waar het – mijn inziens- mis gaat. Het lijkt alsof alles is opgelost. Het kind krijgt uitdaging in de plusklas. Krijgt een opdracht mee om in de klas aan te werken en iedereen is blij. Iedereen behalve uiteindelijk het kind. In de klas moet hij namelijk nog steeds dingen doen die hij eigenlijk al lang kan. Hij moet nog steeds dagelijks sommen en taalopdrachten maken die veel te gemakkelijk zijn. En hij moet nog steeds een groot deel van de dag luisteren naar dingen die hij ook snapt zonder uitleg van de juf of meester. En hiermee wordt volledig voorbij gegaan aan het doel van onderwijs, kinderen iets leren.

Ik ben absoluut niet tegen plusklassen. Ik vind het juist een heel goed streven om gelijkgestemde kinderen bij elkaar te brengen en samen te laten werken aan uitdagende opdrachten die een beroep doen op hun manier van leren. Dit dient echter plaats te vinden naast een goed samengesteld lesstofaanbod in de eigen klas. Een lesstofaanbod zonder herhaling en instructie die al bekend is en met uitdagende opdrachten waarbij de leerkracht instructie en feedback geeft. Zo komt het kind tot leren en heeft het 5 dagen in de week een leuke tijd en niet alleen dat ene moment in de week in de plusklas.

Bij deze dus een oproep aan alle scholen: Investeer in je onderwijs in de klas. Zorg ervoor dat elke leerkracht weet hoe hij instructie moet geven aan (hoog)begaafde kinderen en voorzie in de leerbehoefte van de kinderen middels aangepaste lesstof. En als er dan toch nog formatie en geld over is, is de plusklas hierop een prachtige aanvulling.

Getagd met , , , , , , , , , ,
Geplaatst in Nieuws & blog