De moed om te falen

De moed om te falen, wat klinkt dat mooi. Moedig. En zo voelde ik me ook toen ik me inschreef voor de opleiding. Een opleiding die in het teken staat van falen en dan met name de gevoelens rondom het falen. Echt een opleiding voor mij, want als er iemand moeite heeft met falen ben ik het wel. En dat is behoorlijk confronterend wanneer je in je werk continu bezig bent met de theorie van de growth mindset.

Ik kan hier een hele lijst neerzetten van zaken waarbij ik word gehinderd door de heftige gevoelens die opgeroepen worden door falen (of ‘iets niet in één keer perfect kunnen’). Of een lijst met dingen die ik graag zou willen doen, maar die ik vermijd omdat ik bang ben dat het niet meteen lukt. De vraag is echter wat zo’n lijst oplevert. Het geeft jou een kijkje in mijn leven, maar niet in de gevoelens en ervaringen die erachter verscholen zitten. En ik kan je vertellen, dat zijn er nogal wat. Daarom terug naar de opleiding.

Afgelopen vrijdag was de laatste opleidingsdag. We zouden allemaal een half uur training verzorgen als onderdeel van de certificering. Kat in het bakkie, denk je nu waarschijnlijk. En inderdaad, ik geef zoveel trainingen dat ik mij er totaal geen zorgen om maakte en er dan ook niet tegenop zag. Tot ik me realiseerde dat dit ‘De moed om te falen is’. Wanneer ik een training zou geven zoals ik die normaal gesproken geef, heb ik er weinig moed voor nodig. Ik bereid het voor, vul een half uur in, zorg ervoor dat ik iedereen zie en de juiste reflectievragen stel en het certificaat is een feit. Maar dat is niet waarvoor ik aan de opleiding begonnen ben. Ik wilde zelf het gevoel van falen aangaan.

Aangezien falen voor mij veel te maken heeft met hoe anderen over mij denken, wilde ik daar iets mee doen. Uiteindelijk besloot ik een aantal werkvormen uit te proberen tijdens ‘mijn half uur’ waarvan ik geen idee had of ze überhaupt zouden lukken. Daarnaast wilde ik feedback van mijn medecursisten op de te vormen training. Spannend met een hoofdletter S, want nu kon ik niet ‘de perfect trainer’ laten zien. Ik zou mezelf kwetsbaar opstellen en meer dan dat, ik zou echt gaan leren en ervaren.

Toen ik bijna aan de beurt was, realiseerde ik me wat ik had gedaan. Ik kreeg de neiging nog even snel iets anders te bedenken en toch voor de veilige weg te gaan, maar ik deed het niet. Practice what you preach, Sasha. Je kunt het!

En inderdaad, ik kon het. Mijn half uur was een feit. Het was geen perfect half uur. Voor mijn gevoel was het zelfs allesbehalve dat. En de emoties kwamen. ‘Wat zouden ze nu wel niet van me denken? Nu zien ze me als een slechte trainer. En dat terwijl Brigitte en Sanne zo’n perfecte training gaven.’ Ik voelde me rot en schaamde me. Niet voor mezelf, maar om het beeld dat mijn medecursisten nu van me moesten hebben.
En dat is precies wat ik al jaren het liefst uit de weg ga. Dat gevoel van schaamte. De schaamte die ervoor zorgt dat ik dingen niet doe en me eenzaam voel. De schaamte die ervoor zorgde dat ik in mijn studententijd niet in de kroeg durfde te darten en te poolen. Die ervoor zorgde dat ik letterlijk niet meedeed en aan de kant stond. De schaamte die ervoor zorgde dat ik na vier korte pogingen een smoesje bedacht en van het snowboard afstapte terwijl ik het zo graag wilde. En de schaamte die ervoor zorgde dat ik mezelf veranderde om erbij te horen.

Bron: GaveMensen

Bron: GaveMensen

De moed om te falen gaat om zo veel meer dan falen. Het gaat om zijn wie je bent en dit  durven laten zien. Het gaat om voelen wat er is. Echt durven voelen. Het gaat om houden van jezelf, de keuzes die je maakt, het proces waar je in zit en het stil staan bij dit alles. En terwijl ik dit type denk ik terug aan een vakantie in Frankrijk een paar jaar geleden. Walter en ik waren in de Cevennen en gingen kanoën. Zwemvest om, spullen in de ton, peddels vast en gaan. Ik zat voorin en had er zin in. Na een flinke stroomversnelling keken we elkaar aan. Wauw, dat hadden we goed gedaan, zonder kleerscheuren -en nog in de kano- er doorheen. In mij groeide een gevoel van trots. Anderen kiepten om, maar wij konden het wel. Tot de volgende stroomversnelling. We sloegen om en ik -natuurlijk zonder schoenen- stootte me aan alle kanten en kwam bont en blauw bij de kano terug. Dat was een deuk in mijn zelfvertrouwen. Vanaf dat moment ging het steeds slechter. Ik wilde me nog steeds bewijzen. We waren dan wel omgegaan, maar konden nog steeds als eersten op de eindbestemming aankomen (voor de duidelijkheid: er was verder niemand die we kenden, maar toch…). Ik probeerde uit alle macht sneller vooruit te gaan en nam daarbij de leiding wat betreft het sturen. Na verloop van tijd steeg de irritatie. Van mijn kant, maar zeker ook bij Walter. Hij kwam tot de conclusie dat samen kanoën niks voor ons was, volgende keer moesten we maar twee kano’s nemen. Dat was voor mij de druppel. Nu voelde ik me ook nog eens afgewezen!

Maar wat bleek, ik was helemaal niet bezig met het kanoën. Ik was mezelf aan het bewijzen. Walter daarin tegen genoot van het uitzicht, probeerde een fijn en rustig ritme te vinden, kon lachen om het feit dat we omgeslagen waren en was één met dat wat hij aan het doen was. Kanoën. Wat een enorm verschil.
En wat mij betreft typerend.

Het gaat er niet om dat je goed -of als  beste- kunt kanoën. Het gaat om de beleving, het samenzijn, het genieten van de omgeving, stilstaan bij het (leer)proces, lachend kijkend naar de dingen die je nog niet kunt en meegaan met dat wat op je pad komt. En dat is wat ik afgelopen vrijdag gedaan heb. Het proces aangaan zonder mezelf te willen bewijzen. Durven leren waar anderen bij zijn en vervolgens voelen wat dit met me doet. Het was spannend en tegelijk smaakt het naar meer!

 

Getagd met , , , , , , ,
Geplaatst in Nieuws & blog